Eén van de deelnemers van de vadercursus is journalist. Op verzoek van zijn vriendin schreef hij hoe hij de bevalling had ervaren. Ik kreeg het te lezen en vind het leuk om het hier (met toestemming) te delen. Bij deze!
“En met 34 punten is de winnaar van de quiz….. Michiel!” Balen. Toch weer Michiel die er met de prijzen vandoor gaat. Slimme man dat ’t is, ik word op een kleine achterstand tweede. De online pubquizavond is voorbij. Misschien maar goed ook, Sannes bekkenpijn brengt haar deze elfde april in steeds creatievere houdingen. Werd ronde 1 nog gewoon zittend op de bank gemaakt, de laatste ronde vinden we haar hangend over een skippybal terug. Snel naar bed. Morgen werken.
Iets na 12-en word ik wakker, ’s nachts welteverstaan. Sanne is met haar onhandige lichaam motorisch nogal uitgedaagd deze dagen en laat vaker spullen vallen dan dat ze die in haar handen weet te houden. Het is maar goed ook. Na haar volgende zin zit ik rechtop in bed. “Ies, nog even over die bekkenpijn van vanavond hè. Ik denk dat het weeën waren. En ik heb ze nog steeds.”
36 weken en 6 dagen zwanger, en nu weeën. Vroeg, maar ook weer niet extreem vroeg. Bovendien is ons de afgelopen weken vaak op het hart gedrukt dat de eerste fase van zo’n bevalling heel lang kan duren. Soms wel dagen. Ik draai me toch nog maar een keer om, werken op twee uur slaap is ook niks.
Het houdt aan. Sanne timet de tijd die tussen de weeën zit, en omdat ik de slaap toch niet meer kan vatten, vraag ik het voor de gezelligheid maar even: “Hoe lang zit er nu tussen de weeën?” Het antwoord wordt met een achteloosheid gegeven alsof ik vraag om een boterham met pindakaas. “Vier minuten ofzo.” Vier minuten! In ieder, ja echt ieder blaadje staat dat je dan de verloskundige moet bellen, maar van enige spanning of stress is in deze zin van Sanne niets te merken. Bij mij des te meer.
“Dan moet je bellen!” Ik probeer het zachtjes te zeggen, maar waarschijnlijk hebben de buren honderd meter verderop het gehoord. “Ja, moet dat echt?” Sanne zit in de ontkenningsfase. Een half uur later staat de verloskundige aan het bed. Want ja, natuurlijk moest ze bellen. Toch fijn dat ik in de cruciale fase van deze afgelopen 6 maanden van waarde kan zijn.
‘Je ziet er niet uit als een vrouw die gaat bevallen’
De verloskundige is niet onder de indruk. Het verbaast mij. Ik heb dan wel nog nooit een beginstadium van een bevalling meegemaakt, maar dit lijkt er toch wel verdomd veel op. “Je ziet er niet uit als een vrouw die aan het bevallen is”, zegt ze. Een schat is het, maar ze zit ernaast. En ver. Ze zit er net zover naast als dat Jaap Stam de bal in 2000 over het doel van de Italiaanse doelman Toldo schoot. Ik dwaal af, maar die bal was écht héél ver over. Ze zoeken ‘m nog.
Voor de zekerheid doet de verloskundige toch een inwendig onderzoek. Dat is een nette term voor met twee vingers de privézone binnendringen. “Hm, tsja. Je hebt toch al twee centimeter ontsluiting.” Ja, tuurlijk, denk ik. Had ik ook wel kunnen zeggen. Alsof ze het écht niet gelooft herhaalt ze haar onderzoek. Weer twee centimeter. Toch maar even bellen met het ziekenhuis? Lijkt me wel ja.
Want al wilde Sanne het liefst thuis bevallen, het ziekenhuis is onvermijdbaar in deze fase van de zwangerschap. Vanaf 37 weken mag je thuis een kind krijgen, maar dit alles voltrekt zich na 36 weken en 6 dagen. “Kan dat dan echt niet?”, vragen we nog. Nee dat kan echt niet. De verloskundige maakt wat aantekeningen, belt het Antonius Ziekenhuis in Utrecht Leidsche Rijn en ook daar vinden ze het wel een plan als Sanne die kant op komt.
Oja ik moest werken. Niet dus. Mijn collega geappt die op deze zondag de 12e ook in Hilversum moest zijn. Ook de baas krijgt een appje. Het zijn de eerste twee mensen die weten van de situatie. Familie ook appen? “Nee joh, doen ze geen oog meer dicht”, zegt Sanne. Niemand hoort de komende nacht nog van ons. Dit wordt een leuke verrassing, op de verjaardag van het zusje van Sanne ook nog.
Een rit met een vrouw met weeën
Sanne vindt het nodig om zonder haast nog even een bak yoghurt met muesli te eten. Ik gooi nog 26 havermoutrepen in de tas. Je kunt ze maar bij je hebben. Mijn volgende taak: de auto vinden en voor de deur zetten, maar als ik aan kom rijden zit Sanne nog aan haar kom powervoedsel. Geen plek voor de deur natuurlijk. Ik rij weer terug, en parkeer de auto misschien 20 meter dichterbij huis dan waar hij eerder stond.
Ja, bent u klaar? Ja. Sanne ziet het nu ook zitten om de weg naar het ziekenhuis te maken. Die hebben we eerder geoefend. We wonen pas net in Utrecht en een trip naar het ziekenhuis met een vrouw die gaat bevallen is pittig, laat staan als je de weg niet weet. Google Maps toch maar aangezet, verkeerd rijden is echt het laatste wat je wil. Ondanks de voorbereiding is de rit zwaar. Sanne kruipt tijdens de weeën bijna richting de achterbak. Ik probeer drempeltjes en oneffenheden in de weg te vermijden. Hopeloos mislukt. Gelukkig is de weg leeg zo rond 3 uur in de nacht.
De achtbaan vertrekt en wij zitten in het voorste karretje. Zo voelt het. Alles is nieuw, maar de professionele handen die ons verwelkomen in het Antonius zorgen toch dat we alle vertrouwen hebben. En helemaal onvoorbereid ben ik zeker niet. Ik deed de cursus Aanpakken voor Aanstaande Vaders. De cursus biedt onder meer inzichten voor bijvoorbeeld mogelijke pijnstilling, welke hulp ik kan bieden tijdens de weeën en, niet onbelangrijk, ik ben nu op pad met muntstukken van 50 cent, een euro en twee euro. Waarvoor? Voor de rolstoel die mijn vriendin mogelijk nodig heeft bij het ziekenhuis. Het bleek niet nodig.
De verpleegkundige vangt ons op. Ze plaatst plakkers op Sannes lichaam. Eén voor het meten van de kracht van de weeën, de ander voor de hartslag van de baby. Ook de verloskundige van dienst komt binnen. Zij doet ook nog even een inwendig onderzoek. Misschien waren die drempels onderweg toch nog ergens goed voor, want: 5 centimeter ontsluiting, en het is pas 4 uur. Snelle jongen, die aanstaande zoon van ons.
Als de ernst van de situatie nog niet duidelijk was, dan is die dat nu wel. 5 centimeter man, en je moet tot 10. Halverwege dus. Er zijn voetbalwedstrijden die dan al beslist zijn. De verloskundige stelt voor dat Sanne in bad gaat. Lekker ontspannend, een fijne plek om te beginnen aan de tweede helft. Blijkt ook wel, want Sanne blijft de uren daarna ondergedompeld in het warme water.
Die uren voelen als minuten. Sanne krijgt iedere paar minuten een wee te verwerken, en ik word geacht haar daarbij te ondersteunen. Masseren, duwen op de rug, aanmoedigen. Fijn dat Sanne het zo prettig vindt in het bad, voor mij is het een drama. Om haar te ondersteunen wring ik mezelf in bochten waar zelfs Max Verstappen het lastig mee zou hebben. Mijn rug wordt die nacht tientallen jaren ouder. Maar je doet het hè. Mijn lichaam doet er simpelweg even niet toe.
Als de vliezen worden gebroken
“Als er iets is, dan druk je maar op de knop.” Iedere keer dat de verpleegkundige en verloskundige onze kamer verlaten, komen deze woorden uit hun mond. De knop is groot, rond en rood. De alarmknop zou je het kunnen noemen. Er hangt er één aan het bed, maar ook bij het bad. Ik weet de knop een aantal keer gretig te vinden, want als je zo snel van twee centimeter naar vijf centimeter gaat. Dan zullen we er rond 6 uur wel ongeveer zijn toch? Mijn gebrek aan kennis op dit vlak is echt eindeloos.
Het gaat te langzaam, vi ndt de verloskundige zelfs als Sanne rond 6.45 het bad uitstapt. We zijn maar een centimeter of anderhalf opgeschoten. Anderhalf is sowieso wel het getal van de maand. Vanwege de coronamaatregelen moeten we in het dagelijks leven allemaal anderhalve meter afstand tot elkaar houden. Buiten welteverstaan, in situaties als de onze gelden de regels even niet. Je merkt er tijdens deze bijzondere nacht eigenlijk niets van.
Ze gaan de vliezen breken, om 7.15, net voor het einde van de dienst van de nachtploeg. Alsof ze hun opvolgers een kickstart aan de dag wil geven. De verloskundige gaat met voor mij onduidelijke apparatuur bij Sanne naar binnen en bevestigt het aan het hoofdje van onze zoon. Met een ander stuk gereedschap worden Sannes vliezen gebroken. “Oh jee ja, dit zijn dus de vliezen, oeh jeetje”, Sanne voelt het stromen. Ik sta aan haar hoofdeinde om haar te steunen. En stiekem misschien ook een beetje om alle minder fraaie beelden van de onderkant niet allemaal te hoeven zien. “Alsof je favoriete kroeg in vlammen opgaat”, zeggen ze er weleens over. Ik hou van mijn favoriete kroeg.
Sanne krijgt de ene tik na de andere te verwerken. Dat is haar eigen metafoor, want telkens als ze naderhand moet uitleggen hoe de weeën voor en na het breken van de vliezen voelden, zegt ze: “Het is het verschil alsof je eerst een klap krijgt met een stootkussen ertussen, en daarna zonder.” Maar Sanne incasseert ze als Mike Tyson in zijn beste dagen. Haar ronde komt nog, de laatste ronde. Deed Mike Tyson het ook altijd zo? Weet ik eigenlijk niet.
De overdracht, en op wat voor moment…
Er is een flink nadeel aan de timing van de verloskundige. Omdat ze in de laatste fase van haar dienst de vliezen van Sanne brak en vervolgens de overdracht in ging naar de dagploeg, zitten wij zonder hulp. En dat in een voor ons toch wel vrij heftige fase. Sanne schreeuwt het soms uit bij het wederom incasseren van een rechtse directe. Ik móet ook echt even naar de wc, en dus verwerkt ze ook een hele flinke wee zonder ook maar hulp van iemand.
De dagploeg die binnenkomt voelt, voor mij althans, als een verlossing. Deze mensen loodsen ons naar de finish. Dat moet haast wel. Nu zien we toch iets van corona in onze ziekenhuisbubbel. De verpleegkundige draagt een mondkapje. Ik besteed er amper aandacht aan. Deze dames weten wat ze doen, en communiceren ook alles wat ze doen.
Puffen, persen, of toch weer puffen?
Het wordt zwaar voor Sanne. De ene wee volgt de ander in hoog tempo op en ze nemen nog maar eens toe in kracht. Maar dat wisten we. Door de cursus Samen Bevallen weten we wat ons te doen staat: in de groene cirkel blijven. Adem en puf je goed, dan blijf je in de groene cirkel en maak je endorfine (gelukshormoon) aan. Doe je dat niet, en verzet je je tegen de pijn, dan komt adrenaline om de hoek kijken. De rode cirkel is het gevolg, en dat betekent een langere, pijnlijkere bevalling waar je met minder plezier op terugkijkt.
Ik zeg het geregeld tegen haar. “Blijf in de groene cirkel”, het moet een slapstick-achtige scène zijn geweest voor mensen die niets van die voorgeschiedenis weten. Ik moedig Sanne aan zoals ik ook mijn tennisteamgenoten altijd naar de overwinning probeer te schreeuwen. “Kom op dan! Let’s go! Nog heel even!” Alleen het ‘Alléz’, wat we in ons team vaak gebruiken, laat ik nu achterwege.
Het is ook écht nog maar heel even. De verloskundige heeft gevoeld dat Sanne echt bijna 10 centimeter ontsluiting heeft. Tot nu toe ving ze alle weeën op in de zijligging. Om even iets anders te proberen, draait Sanne één keer op handen en voeten. “Oeeeeh, slecht idee! Slecht idee!” Ze schreeuwt het uit als die wee zich aandient. Snel terug naar de zij.
Je kunt alles van tevoren opschrijven hoe je het wil, het loopt toch anders. En er zijn onverwachte dingen die kunnen helpen. Neem bijvoorbeeld de tip die Sanne nu vaak aan toekomstige moeders geeft: vaak glimlachen. Het is leuk, of nou ja, het doel van de bevalling is leuk. Dus houd je daaraan vast, en glimlach. Ook tijdens de bevalling. Het helpt Sanne, en mij ook. Want we kunnen tijdens de pijn van de bevalling ook lachen om de situatie. En dat levert weer dat broodnodige hormoon op: endorfine.
De verloskundige weet het nu zeker. 10 centimeter. Persen maar! Geen weeën meer tegenhouden, maar volle kracht vooruit. Met iedere wee komt het ouderschap nu dichterbij. “Ben ik daar eigenlijk wel klaar voor?”, schiet nog door mijn hoofd. Niet helemaal het moment misschien om dit te overpeinzen. “Kom op San! Het gaat heel goed. Let’s go, let’s go!” Ze staat echt bijna op matchpoint.
‘Nog één en je bent er!’
De tegenstander schreeuwt om zijn moeder. En onze baby ook bijna. “Inademen, en persen! Nog een teug, en weer persen! En ja nog één keer, en nu pak je de winst!” Die laatste zin is niet eens van mij, maar van de verloskundige. Ook zij spreekt af en toe in sporttermen. Ik voel me thuis. En Sanne? Helemaal in ’the zone’. Zelfs op het moment dat de verloskundige zegt dat ze ook even een perswee weg moet puffen omdat het anders te hard gaat (ooit weleens halverwege gestopt met poepen als je héél nodig moest?) gehoorzaamt ze zonder moeite. Trotser was ik nooit op deze prachtige vriendin.
Nog een keer en je bent er! Deze zin vergeten Sanne en ik waarschijnlijk nooit. De verloskundige spreekt hem uit als het hoofdje al een paar keer voorzichtig naar buiten is gekomen, maar telkens ook weer verdwijnt. Sanne denkt dat bij de volgende wee het hoofdje zal ‘staan’. Het is bevallingsjargon. Het hoofdje zal op dat moment vastzitten en daardoor ’the ring of fire’ bij de vrouw veroorzaken. Weer jargon, maar je snapt waarschijnlijk wat ermee wordt bedoeld.
Sanne heeft het verkeerd. “JAA KOM OOOOOP.” Ik heb het niet meer. Het gebeurt. Ik zie ‘m. Ik zie ‘m echt. Toch? Ja! Het hoofd van onze zoon is geboren! Nog één wee en hij zou geboren worden, dat was wat de verloskundige bedoelde. Met een golf van derrie en een gezicht vol smeer komt hij zomaar ineens naar buiten gezet. En met z’n hand voor z’n gezicht. Het licht buiten is wat fel natuurlijk. Het levert Sanne nadien een hechting op.
Het kan wel, het is echt
Maar aan een gezicht alleen heb je niks. Nog een keer persen. Ik moedig Sanne voor de allerlaatste keer aan. De schouder, de buik, de benen, alles erop en eraan zeggen ze dan clichématig. Ik haat clichés, maar wat ben ik blij dat inderdaad alles erop en eraan zit. In één beweging ligt onze zoon om 9.33 uur bij Sanne op de borst. Haar eerste woorden, tussen de tranen door: “Maar, maar, dat kan toch helemaal niet?”
Het kan wel. Het kan heel erg wel. Onze zoon is voor ons meteen perfect. Hij doet precies wat een pasgeboren baby moet doen. Huilen, huilen, en nog eens huilen. En nog nooit huilde iemand zo perfect als onze zoon.
(stockfoto)